Forestini

1. Introduction

Le régime de taxation favorable dont bénéficient, encore à ce jour, les bonis de liquidation obtenus par les actionnaires ou associés lors de la liquidation de sociétés commerciales, s’apprête à disparaître.

Pour rappel, le boni de liquidation correspond aux fonds qu’une société dissoute attribue à ses actionnaires en sus du remboursement du capital réellement libéré (qui est en principe exempté d’impôt).

La loi-programme du 28 juin 2013 (M.B., 1 juillet 2013) fait en effet passer le taux de précompte mobilier de 10 % à 25 %, soit le taux standard du précompte mobilier depuis la loi-programme du 27 décembre 2012.

Ce nouveau taux entre en vigueur pour les revenus qui sont attribués ou mis en paiement à partir du 1er octobre 2014.

Cela signifie que la liquidation avec application d’un précompte mobilier de 10 % reste possible jusqu’au 30 septembre 2014. A cet égard, il convient de préciser que des acomptes sur dividendes constituent un dividende « payé ou attribué ».

Le contribuable dispose donc de la faculté de procéder à la liquidation prématurée de sa société en vue d’anticiper l’application du nouveau taux.

Une solution moins radicale existe néanmoins.

En effet, le législateur a prévu un régime transitoire en vue d’éviter une vague de liquidations massives.

2. Régime transitoire

Durant la période de transition, il sera possible de distribuer les réserves taxées, moyennant le paiement d’un taux unique de 10 % (en lieu et place du taux de 25 %), aux conditions que :

• ces réserves aient été approuvées par l’assemblée des actionnaires au plus tard le 31 mars 2013,
• le montant reçu soit immédiatement incorporé au capital libéré,
• Cette incorporation ait lieu après le 1er juillet 2013 (date d’entrée en vigueur de la loi) et au plus tard au cours de l’exercice comptable clôturé avant le 1er octobre 2014.

Cette partie du capital libérée pourra par la suite être distribuée en exemption d’impôt, comme si elle avait, de tout temps, été intégrée au capital libéré.

3. Disposition anti-abus

Le législateur a toutefois prévu deux mesures anti-abus.

(i) Tout d’abord, il impose que soit respecté un « délai d’attente », durant lequel les sommes incorporées au capital doivent y être maintenues. Ce délai est de 8 ans à partir de la date d’augmentation du capital.

A défaut de respecter cette condition, la réduction sera considérée comme un dividende et un précompte additionnel sera dû au taux de 15 % (durant les 4 premières années suivant l’apport), 10 % (pendant les 5ème et 6ème années suivant l’apport) ou de 5% (pendant les 7ème et 8ème années suivant l’apport).

A cet égard, il est à noter que, pour les PME, les délais d’attente sont réduits à 4 ans.

(ii) Ensuite, il pourrait être intéressant, pour une société, de ne pas distribuer de dividendes « ordinaires » durant la période transitoire et de tout incorporer en appliquant les dispositions y applicables (avec un taux de précompte mobilier de 10 %), afin de distribuer dans un second temps les dividendes en exemption d’impôt (au moyen d’une réduction de capital).

Le législateur a souhaité empêcher cette situation.

Partant, en cas de « modification de la politique de distribution de dividendes » déterminée sur la base des 5 derniers exercices d’imposition, une cotisation distincte de 15 % (non déductible) sera due.

Concrètement, cette situation se rencontrera donc lorsque (1) la société a réalisé un résultat comptable positif pour la période imposable durant laquelle l’augmentation de capital sous le régime transitoire de 10 % a eu lieu, et que (2) l’assemblée des actionnaires a attribué des dividendes au cours d’au moins une des cinq périodes imposables précédant celle durant laquelle l’augmentation de capital sous le régime transitoire des 10 % a eu lieu.

(iii) Enfin, à côté de ces deux mesure, le contribuable veillera à ne pas perdre de vue la disposition générale anti-abus prévue par l’article 344, § 1er, CIR 92.

4. Conclusion

L’impact financier lié à l’augmentation substantielle du taux de précompte mobilier dû sur les boni de liquidation peut être limité.

Ainsi, le contribuable peut encore soit liquider immédiatement sa société, soit faire usage de la disposition transitoire prévue par la loi.

Cependant, il lui est vivement conseillé d’agir sans tarder. Sa marge de manœuvre se réduit en effet de jour en jour…

Sébastien Thiry

1. Introductie

De gunstige fiscale regime genoten, tot op de dag, de opbrengst van de vereffening gerealiseerd door aandeelhouders of vennoten tijdens de liquidatie van commerciële bedrijven, is te verdwijnen.

Om samen te vatten, de opbrengst van de liquidatie van een ontbonden vennootschap maakt geld aan zijn aandeelhouders, naast de terugbetaling van de effectief betaalde kapitaal (dat is in principe vrijgesteld van belasting).

De wet van 28 juni 2013 (MB, 1 juli 2013) inderdaad voorbij de roerende voorheffing van 10% tot 25%, de standaard bronbelasting sinds de wet van 27 december 2012.

De nieuwe tarieven zijn effectief voor de inkomsten die worden toegekend of betaald op of na 1 oktober 2014.

Dit betekent dat bij de liquidatie toepassing van een roerende voorheffing van 10% is mogelijk tot 30 september 2014. In dit verband moet worden opgemerkt dat de interim-dividenden zijn dividenden “betaald of toegekend.”

De belastingplichtige heeft dan de mogelijkheid om over te gaan tot de vroegtijdige vereffening van het bedrijf om te anticiperen op de invoering van het nieuwe tarief.

Een minder radicale oplossing bestaat toch.

Inderdaad, heeft de wetgever voorzien in een overgangsperiode om een ​​golf van massale liquidaties te voorkomen.

2. Transient

Tijdens de overgangsperiode, zal het mogelijk zijn om de belaste reserves, de betaling van een enkel tarief van 10% (in plaats van 25%-tarief), de voorwaarden die verdelen:

• deze reserves zijn door de aandeelhoudersvergadering goedgekeurd uiterlijk op 31 maart 2013
• het ontvangen bedrag wordt onmiddellijk opgenomen in het gestorte kapitaal,
• Deze integratie gebeurt na 1 juli 2013 (datum van inwerkingtreding van de wet) en later in het boekjaar afgesloten vóór 1 oktober 2014.

Dit deel van het vrijgekomen kapitaal kan vervolgens worden gedistribueerd belastingvrijstelling, alsof ze ten alle tijden opgenomen in het gestorte kapitaal.

3. Antimisbruikbepaling

Echter, de wetgever heeft twee anti-misbruik maatregelen.

(I) In de eerste plaats moet worden genomen van een “wachttijd”, waarin zijn opgenomen in de kapitaal moet worden gehandhaafd. Deze periode is 8 jaar vanaf de datum van de kapitaalverhoging.

Een gebrek aan deze voorwaarde te voldoen, zal de verlaging worden behandeld als een dividend en een extra belasting zal verschuldigd tegen het tarief van 15% (in de eerste 4 jaar na inname), 10% (tijdens het vijfde en zesde jaar van de bijdrage ) of 5% (voor de zevende en achtste jaar van de bijdrage).

In dit verband dient te worden opgemerkt dat voor het MKB, is de wachttijd teruggebracht tot 4 jaar.

(Ii) Ten tweede, zou het interessant zijn om een ​​bedrijf uit te keren dividenden “normaal” tijdens de overgangsperiode en op te nemen, terwijl de toepassing van de bepalingen daar (met een roerende voorheffing van 10%) te zijn verdelen in een tweede moment waarop de dividenden belastingvrijstelling (via een kapitaalvermindering).

De wetgever om deze situatie te voorkomen.

Daarom is in het geval van “het veranderen van het dividendbeleid” bepaald op basis van de laatste vijf fiscale jaar, een afzonderlijke vergoeding van 15% (niet-aftrekbare) verschuldigd.

Specifiek, deze situatie dan ook te voldoen wanneer (1) behaalde het bedrijf een positief boekhoudkundig resultaat van het belastbaar tijdperk waarin de kapitaalverhoging onder de overgangsregeling van 10% voorgedaan, en (2) het verzamelen van aandeelhouders toegekende dividend in ten minste een van de vijf voorafgaande aan dat waarin de belastbare kapitaalverhoging onder de overgangsregeling van de 10% gehouden periodes.

(III) Tot slot, in aanvulling op deze twee maatregelen, de belastingbetaler zal nemen zorg niet uit het oog van de algemene anti-misbruikbepaling verliezen uit hoofde van artikel 344, § 1, 92 CIR.

4. Conclusie

De financiële gevolgen van de aanzienlijke verhoging van het tarief van de roerende voorheffing verschuldigd op liquidatie kan worden beperkt.

Zo kan de belastingbetaler nog steeds onmiddellijk vereffenen van de vennootschap of gebruik maken van de overgangsregeling in de wet.

Echter, is het sterk aangeraden om te handelen zonder vertraging. De flexibiliteit wordt in feite beperkt door de dag …

Sebastian Thiry

1. Introduction

The favorable tax regime enjoyed, to this day, the liquidation proceeds realized by shareholders or associates during the liquidation of commercial companies, is about to disappear.

To recap, the proceeds of liquidation corresponding to a dissolved corporation allocates funds to its shareholders in addition to the repayment of the capital effectively paid (which is in principle tax exempt).

The law of 28 June 2013 (MB, July 1, 2013) does indeed pass the withholding tax rate of 10% to 25%, the standard withholding tax rate since the law of 27 December 2012.

The new rates are effective for revenues that are credited or paid on or after October 1, 2014.

This means that with the liquidation application of a withholding tax of 10% is possible until 30 September 2014. In this regard, it should be noted that interim dividends are dividends “paid or assigned.”

The taxpayer then has the option to proceed to the premature liquidation of the company to anticipate the implementation of the new rate.

A less radical solution exists nonetheless.

Indeed, the legislature has provided a transitional period in order to avoid a wave of massive liquidations.

2. Transient

During the transition period, it will be possible to distribute the taxed reserves, the payment of a single rate of 10% (instead of 25% rate), the conditions that:

• these reserves have been approved by the shareholders’ meeting no later than March 31, 2013
• the amount received is immediately incorporated into the paid-up capital,
• This incorporation occurs after July 1, 2013 (date of entry into force of the Law) and later in the fiscal year ending before October 1, 2014.

This part of the capital released can then be distributed tax exemption, as if she had at all times been included in paid-up capital.

3. Anti-abuse provision

However, the legislature has two anti-abuse measures.

(I) First, it requires to be respected a “waiting period”, during which are incorporated into the capital must be maintained. This period is 8 years from the date of the capital increase.

A failure to meet this condition, the reduction will be treated as a dividend and an additional tax will be due at the rate of 15% (during the first 4 years after intake), 10% (during the fifth and sixth years of the contribution ) or 5% (for the seventh and eighth years of the contribution).

In this regard, it should be noted that for SMEs, the waiting time is reduced to 4 years.

(Ii) Secondly, it could be interesting for a company not to distribute dividends “normal” during the transitional period and incorporate while applying the provisions there (with a withholding tax rate of 10%) to distribute in a second time the dividends tax exemption (through a capital reduction).

The legislature intended to prevent this situation.

Therefore, in case of “changing the dividend policy” determined on the basis of the last five tax years, a separate fee of 15% (non-deductible) will be due.

Specifically, this situation therefore meet when (1) the company achieved a positive accounting income for the taxable period during which the capital increase under the transitional regime of 10% occurred, and (2) the assembly of shareholders allocated dividends in at least one of the five preceding that during which taxable capital increase under the transitional arrangements of the 10% held periods.

(Iii) Finally, in addition to these two measures, the taxpayer will take care not to lose sight of the general anti-abuse provision under Article 344, § 1, 92 CIR.

4. Conclusion

The financial impact of the substantial increase in the rate of withholding tax due on liquidation may be limited.

Thus, the taxpayer may still be immediately liquidate the company or make use of the transitional provision in the law.

However, it is strongly advised to act without delay. Its flexibility is reduced in effect by the day …

Sebastian Thiry